- ab
- abaf————————ab1〈bijwoord〉1 weg ⇒ af2 af ⇒ naar beneden3 af, eraf♦voorbeelden:1 〈informeel〉 ab die Post! • wegwezen!Bonn ab 10 Uhr • Bonn vertrek 10 uurab sein • (a) afgelegen, verwijderd zijn; (b) (er)af, los, weg zijn〈informeel〉 ab durch die Mitte • wegwezen!〈informeel〉 ab nach Kassel! • wegwezen!〈dramaturgie〉 ab • af2 Gewehr ab! • zet af 't geweer!3 〈informeel〉 ab sein • (bek)af, doodop, uitgeput zijn¶ ab und an • af en toeab und zu • af en toe————————ab2〈voorzetsel + 3, zelden voorzetsel + 4〉1 vanaf ⇒ vanuit, van … weg♦voorbeelden:1 ab nächstem, nächsten Montag • vanaf volgende maandagab Bonn • vanuit Bonnab Fabrik, ab unserem Werk • af fabriekab sofort • onmiddellijk, met onmiddellijke ingang
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.